Begin september voerde Ellen Deckwitz in een gave NRC-column haar ontembare, 106-jarige oudoom Karel weer eens op, die nooit wars is van een paar krasse levenswijsheden en behartenswaardige bon mots.
Ditmaal lanceerde hij het concept ‘heimpret’: ooit bedacht hij dat het tegen dipjes en neerslachtigheid hielp om je voor te stellen dat je een tijdreiziger was die zojuist was geland na een trip van twee decennia vanuit de toekomst. Dan zou je je verheugen over je plotseling herwonnen vitaliteit en lenigheid.
Dus de veertigjarige moet zich proberen te zien als een zestigjarige met tijdelijk verlof in plaats van als een verflenste dertiger of afgetakelde twintiger. Oudoom Karel genoot zo des te meer van alles waar hij later niet meer toe in staat verwachtte te zijn (stevig in een appel bijten, zolang hij nog geen kunstgebit had, etc.).
Er zijn natuurlijk uitzonderingen te bedenken, maar het idee lijkt mij tot op hoge leeftijd toepasbaar. Al twintig jaar kijk ik vanuit de benedenverdieping uit op een balkonnetje van hetzelfde echtpaar. Hun gedragingen hebben na zoveel jaren voor mij iets heel vertrouwds, wat andersom niet geldt. Op een buurtfeestje sprak ik de vrouw eens aan, maar zij gaf geen blijk van herkenning.
Zij waren altijd al ouder dan ik, maar vandaag zag ik ze samen in de weer met een stijve, zware sprei bij een slap hangende waslijn en besefte: ze zijn oud. Oud oud. De sprei moest gelucht. al moest het zo te zien van haar meer dan van hem. Zij was degene met vastomlijnde ideeën over hoe dat onding moest komen te hangen en welke methode de meest geëigende was om dat te bereiken. De man (fors en broos tegelijk) erkende zijn ondergeschiktheid en ongeschiktheid op voorhand. Hij stelde zich coöperatief op. Niettemin, de onderneming vergde een uiterste inspanning van allebei. Het had af en toe iets van een crue filmscène waarin moordenaars sollen met een lijk dat zich lastig laat verstoppen.
Ik leefde mee. Het hing erom. Als die beddesprei onverhoopt naar beneden was gezeild, hadden ze niet meer de energie kunnen vinden om hem uit de tuin op te halen. Dan hadden ze het opgegeven. Maar het karwei werd geklaard, eendrachtig, zonder een wanklank. Ik hoopte dat ze voldoening van hun prestatie hadden en – met wat geluk – een beetje heimpret.