Onroerend goed speelt momenteel (zie Funda-mentalist) een meer dan gemiddelde rol in mijn leven en zo kon het gebeuren dat ik op zoek naar een stoffige splitsingsakte of een cruciaal kadastraal besluit mismoedig de zoveelste map opensloeg en daarin tekeningen vond van ons stukje straat.
Uit 1914, bijeengehouden met bruinverkleurd plakband. Nr. 2 van een oplage van 25: een plan voor zes dubbele woonhuizen, op een schaal 1:100. Pentekeningen van de gevels en plattegronden van de woningindeling.
Eerst liet ik het sentiment vrijelijk stromen. Kijk nou toch eens, hoeveel tijd en toewijding was daar niet in gaan zitten? Stonden de ambtenaren in die tijd nog aan houten lessenaars? Werkten ze bij het schijnsel van een olielamp of was er al elektrisch licht? En de gedetailleerdheid van die tekeningen. Kunst mag je het niet noemen, maar wat een vakmanschap! Nineteenth century skills! (Nou vooruit, 20ste)
Soms gun ik mijzelf dat soort nostalgie. Later komt de reactie, in de vorm van een andere voorstelling: dat die tekenaar werd opgejut door zijn superieuren, dat hij vloekte als hij een inktvlek had gemaakt op een van de ornamentjes in de gevel, dat hij sluimerende kiespijn had (maar geen tandarts). En in de grote wereld was het niet bepaald koek en ei. Niet eens alleen ei. Of alleen koek. 1914…