Een van de talloze anonieme corona-slachtoffers is de drukbezochte afscheidsreceptie: het drankdoordrenkte ‘level playing field’ van drommen burlende & bluffende mannetjesbobo’s en kirrende & kraaiende carrièrevrouwen (stereotieper en allitererender kan ik het niet maken). Ergens bij de middenstip staat, met rode konen, krampachtig glunderend, de vertrekkende hoogwaardigheidsbekleder.
Zo’n receptie was wethouder Merijn Snoek niet gegeven. In plaats daarvan liet hij zich in de Pletterij ondervragen door Richard Stekelenburg. Het gesprek duurde 45 minuten en tot mijn eigen verbazing bleef ik eraan plakken tot het eind. Mag ik het kenschetsen als een ‘ongeruchtmakend’ interview? Geen van beide mannen was erop uit punten te scoren of zich (in Merijns extra tijd) te bewijzen. Ze spraken met kennis van zaken en het nodige relativeringsvermogen; en – erg prettig – ik bespeurde wederzijdse waardering.
Snoek, afkomstig uit Valkenswaard, doorliep de ruim 12 jaar van zijn Haarlemse tijd: zijn introductiedagen bij het CDA aan de hand van Hans Vos en ‘nestor’ Jur Visser; keten en ‘propjes gooien’ in de oppositie, samen met andere rijzende politieke sterren als Sjaak Vrugt en Tenda Hoffmans. Dan de echte verantwoordelijkheid: het eerste wethouderschap met ‘een pretpakket’ en later die immens zware portefeuille: Financiën, Sport & Openbare Ruimte. Gadermaaraanstaan!
Het interview zou bekeken moeten worden door iedere stadgenoot die zich graag luie leunstoel- of barkrukkritiek permitteert op de gemeente (ik tel er zo’n slordige 80.000). Want hier zit iemand (naar eigen zeggen een control freak) die ontiegelijk hard heeft gewerkt en tegelijk beseft dat compromissen, fouten, kritiek en politieke nederlagen daarbij onvermijdelijk zijn. Tijdens het luisteren kwamen ouderwetse woorden als ‘dienstbaarheid’ en ‘deemoed’ bij mij op.
Natuurlijk nam ik bij het kijken zelf ook een beetje afscheid – Jur Visser was in 2005 een van de eerste politici die het RaDa kietelde; toen kwam de Radio 105 Broodkast-periode, waarin het college op uitnodiging van Ziggy Klazes veelvuldig opdraafde (Chris van Velzen, Maarten Divendal, Muggenmeester Schneiders) en soms in mijn columns op de korrel werd genomen. Met de huidige crew heb ik minder. Zo hoort het ook te gaan. Ik moet alleen wel nog een opvolger regelen die Wienen, Berkhout, Roduner, (Bot)Botter(Botst) en Meijs zo nodig scherp houdt. Anders laat ik de stad straks toch niet helemaal gerust achter eind februari.
Jawel: b-b-b klank gevolgd door k-k-k klank: Burlende & Bluffende Bobomannetjes en Kirrende & Kraaiende Carrièrevrouwen.
Allitererender toch?
Dank je voor deze, maar eigenlijk voor al je mooie columns! Ik weet nu al dat ik ook nooit aan jouw opvolger zal wennen. Als jullie eind februari verhuizen is Haarlem een chroniqueur armer. Met mij keken vele anderen in de politiek nadat de eerste opwinding in het Haarlems Dagklad was beland, vervolgens naar het Raarlems Dagklad voor wat relativering. En die kwam altijd wel, een kwinkslag die ons dan als Haarlemmers de spiegel voorhield. Dank!
@Merijn: als er nog eens een bloemlezing komt (‘Dagklad, de 15 Haarlemse jaren’) vraag ik je of deze reactie op de achterflap mag! Die bloemlezing is een wens van sommigen, maar de eenpersoons redactie zelf is gespleten.