Ik was er geestelijk nog niet op voorbereid, zo kort na mijn vertrek. Vandaag bij een abri in Wijhe stond ik onverhoeds oog in oog met een poster van Haarlems ongeschorenste politicus. Van Haga’s stoppels staarden me grijs en grimmig aan. Hij eiste (het zal niet zo zijn) vrijheid.
Aan de andere kant van de glasplaat was Sigrid Kaag geplakt, zodat ze met Wybren een onvrijwillige tweedimensionale rugknuffel uitvoerde.
De enige andere politieke affiches die ik hier tijdens mijn verkenningen heb gezien, waren een Ploumen en een trio Baudets. Thierry was zo kwistig bekwast dat hij een vetkuif leek te dragen en hij eiste… Inderdaad!
En zo sijpelt de buitenwereld onze bubbel binnen. Het bureau van de huisdichteres hebben we in eendrachtige samenwerking gemonteerd, we werden op de koffie gevraagd bij gastvrije buren en ik heb 20 meter tuinslang aangeschaft om het vijvertje bij te vullen (first things first); maar ook keek ik naar de persconferentie van Rutte. Wanneer kunnen ‘we’ weer een ‘trasje pakken’ lijkt daar de brandendste vraag. Het is al dagen waterkoud maar het ongeduld van de ‘traspakkers’ en ‘trasplakkers’ neemt steeds hysterischer vormen aan. Zekerheid willen ‘we’ (naast vrijheid)! Kan het Eerste Paasdag al? Of anders Tweede?
De oude Romeinen hadden hun ‘augures’, priesters die de toekomst voorspelden door de tekenen van de natuur te duiden. Tras of geen tras? Vrijheid of slaafse onderworpenheid? Ziekte of gezondheid? Ze bestudeerden daartoe de vlucht van vogels. Eergisteren liepen de huisdichters en ik langs de IJssel en verbeeldden ons sterk dat behulpzame ganzen codeberichten voor ons in de lucht schreven. De boodschappers waren met velen en het gegak uit honderden kelen klonk urgent. Is er een augur in de zaal?
Wat een mooie foto’s! Over vrijheid gesproken!
Franciscus van Assisi
Il Cantico delle creature
Altissimu, onnipotente, bon Signore,
Tue so’ le laude, la gloria
e l’honore et onne benedizione.
Ad Te solo, Altissimo, se konfane,
e nullu homo ène dignu Te mentovare.
Laudato si’, mi’ Signore,
cum tutte le Tue creature,
spezialmente messor lo frate Sole,
lo qual è iorno
et allumini noi per lui.
Et ellu è bellu e radiante
cum grande splendore:
de Te, Altissimo, porta significazione.
Laudato si’, mi’ Signore,
per sora Luna e le stelle:
in celu l’ai formate
clarite e preziose e belle.
Laudato si’, mi’ Signore,
per frate Vento
e per aere e nubilo
e sereno e onne tempo,
per lo quale a le Tue creature
dai sustentamento.
Laudato si’, mi’ Signore,
per sor’Acqua,
la quale è multo utile et humile
e preziosa e casta.
Laudato si’, mi’ Signore,
per frate Focu,
per lo quale ennallumini la notte:
et ello è bello e iocundo
e robustoso e forte.
Laudato si’, mi’ Signore,
per sora nostra matre Terra,
la quale ne sustenta e governa,
e produce diversi frutti con coloriti fiori et herba.
Laudato si’, mi’ Signore,
per quelli ke perdonano per lo Tuo amore
e sostengo infirmitate e tribulazione.
Beati quelli ke ‘l sosterrano in pace,
ka da Te, Altissimo, sirano incoronati.
Laudato si’, mi’ Signore,
per sora nostra Morte corporale,
da la quale nullu homo vivente po’ skappare:
guai a quelli ke morrano ne le peccata mortali;
beati quelli ke trovarà ne le Tue santissime voluntati,
ka la morte secunda no ‘l farrà male.
Laudate e benedicete mi’ Signore et rengraziate
e serviateli cum grande humilitate.
Il Cantico delle creature (Canticum o Laudes Creaturarum), anche noto come Cantico di Frate Sole, è stato composto da Francesco d’Assisi intorno al 1226. Qui tradotto in veneto da Nerio de Carlo.
Auguri!