De schrijfster van het ‘sekspositieve’ voorlichtingsboek Ik & seks en de oprichtster van het Instagram-account De Sekswijzer staan in NRC met een brief over blote kleding op school.
De Verzamelde Seksbeluste Dagklad-lezers: “Belle Barbé en Anna Jansen!!!!!!!!”
Inderdaad en niemand anders. Ze zijn tegen kledingvoorschriften op school. ‘Het mag nooit zo zijn dat jongeren leren dat hun uiterlijk of kledingkeuze leidt tot ongewenst gedrag. […] Begeleid jongeren bij het ontwikkelen van inlevingsvermogen en empathie. Bespreek kledingkeuzes en opvattingen daaromtrent in de klas en motiveer leerlingen om zich in te leven in wat hun keuze bij de omgeving teweeg kan brengen.‘
De VSD: “Ja maar… ja maar… ja maar…” Geen ge-ja-maar! Mag ik eerst even, met een recent voorbeeld uit de niet eens zo rauwe, maar des te gecompliceerdere praktijk?
Gistermiddag waren we in Haarlem voor een meer dan verdrietig en verwarrend bezoek aan een zieke vriendin. Om bij te komen ploften we met een fles wijn neer op het gras langs de Gasthuisvest en laafden ons in de zon aan het leven in al zijn gewenste en ongewenste verschijningsvormen; van de weeromstuit bezagen we zelfs de luidruchtigste en vulgairste opvarenden van de talloze langsvarende bootjes met welwillendheid.
De VSD: “Waar blijft die seks?”
Nou, seks… er was geen seks. Het gaat om iets anders. Tegenover ons, op de kade, zaten vijf meisjes van een jaar of veertien (?). Oud genoeg om zelf pizza’s te bestellen en daar op te peuzelen. Hun uniforme kledingkeuze: topje en bikinibroekje. Ze zaten schuin boven een koetennest, met van die eigenwijze kleine punkkoetjes, waar ik maar één foto van maakte, om niet de schijn te wekken die grietjes te bespieden. Van inlevingsvermogen en empathie gesproken! Barbé en Jansen mochten trots op me zijn.
Na een minuut of twintig kwam er een komisch vervolg. De meisjes stonden op en trippelden via de brug van Gasthuissingel naar Gasthuisvest, waarbij ze alle vijf decent hun billen / broekjes afdekten met de lege pizzadozen. Er was kennelijk een groepsoverleg aan voorafgegaan. “Goed dat jullie geen patatje uit een puntzak hebben gegeten,” grapte ik toen ze in ganzenmars langskwamen.
Nee niet, ik vatte mijn begeleidende taak serieus op. “Waarom lopen jullie zo raar?” vroeg ik aan de laatste van de groep. “Ja, maar anders kan iedereen alles zien!” zei ze, weinig specifiek.
Voor een socratisch / platonisch gesprek leek het me niet het aangewezen moment. We moesten er vooral smakelijk om lachen, want daar was het wel en niet de dag voor.