Ik moest in een buitenwijk van Deventer zijn en merkte dat ik (nu overtuigd dorpeling) vergeten was dat ik van weerspiegelingen in hoogbouw houd.
Na enige vrijwillige omzwervingen geraakte ik weer in het oude stadscentrum. Ook daar leed ik aan onwennigheid. De parfums van Douglas stonken tot ver buiten de pui en de Omgevingsdienst deed niets! Ook andere winkels legden met muziek en uitstallingen nadrukkelijk beslag op de openbare ruimte. Enigszins murw zeeg ik neer op een terras.
Mensenkijken, hoe moest dat ook weer? Ik sluit niet helemaal uit dat het niet het goede soort mensen was, maar anderzijds, mensen zijn mensen en de mensenkijkers om mij heen leken nergens last van te hebben. Ik keek nog een tijdje alleen schoeisel en sokken, maar dat was evenmin je ware.
Bij boekhandel Praamstra, die ik niet kende, had ik eveneens aanloopproblemen, zij het van geheel andere aard. Wat was er veel! En wat was het er schitterend – ruim, met houten kasten, drie verdiepingen (inclusief antiquariaat) en gerieflijke zithoek. Ik begon uiterst ambitieus, bouwde een stapeltje met Carlo Rovelli over kwantumfysica (ik zou mijn elementaire onwetendheid eindelijk eens aanpakken), Scurati’s romans over de jonge Mussolini en bovenop Papyrus van Irene Vallejo. Alleen had ik toen pas tien stappen de winkel in gezet. Ik voelde me als de eerste keer dat ik als student Engels bij Foyles in Charing Cross Road was: overweldigd, naar adem happend in die literaire schatkamer.
Even later herinnerde ik me alle boeken die thuis nog in dozen van Magic Movers staan te wachten op een waardig onderkomen, een fors aantal nog ongelezen. Ik legde de hele stapel terug en keutelde eerst op mijn gemak door de winkel. Het bleek dat Praamstra in september gaat verhuizen, dus ik was net op tijd met deze ontdekkingstocht, die ik heerlijk rekte. Uiteindelijk vond ik mezelf bij de kassa terug met Matthijs van Boxtels De topografie van de domheid en van Erik Voermans’ Eerste hulp bij klassieke muziek. Had ik mijzelf onbewust een etiket met ‘ignoramus’ opgeplakt?
Ach wat, dankzij Voermans luister ik nu onder het schrijven naar de verwaarloosde Nederlandse componist Rudolf Escher. Erg mooi! En voor wie bij Praamstra niets te lezen vindt: ik was in Deventer om de eerste versie van Dagklad, de Haarlemse jaren te laten printen. 300 pagina’s, het productieteam (Christel Bouwmeester en ik) ligt op schema voor begin september en het ziet er mooi uit. Voorintekening is nog mogelijk. Meer reclame volgt.
Jaha in korte tijd de stad ontwent. Alhoewel, Ik fietste vanmiddag door de stad in Haarlem, na een heerlijke wandeling in Hollands Duin en raakte behoorlijk in de stress van zoveel lawaai en drukte. Mensenmassa in de Grote Houtstraat niet normaal. Wij stappen morgen weer op ons bootje en varen fijn de stad weer uit. Mooie stad Deventer dat wel,
Deventer is één van mijn favoriete steden. Ik heb er vele voetstappen liggen. Dit jaar staat ‘de Hip’ op mijn lijstje; nog niet eerder geweest.
“Ik keek nog een tijdje alleen schoeisel en sokken, maar dat was evenmin je ware.”
Om de één of andere reden vind ik dit een briljante zin.
Wat de tegenstelling stad en plattelandsmens betreft: zelf eigenlijk een boerenjongen zijnde (mijn opa had nog een tuinderij en ik ben geboren in wat toen nog een dorp was), woon ik nu al vierentwintig jaar in de Dordtse binnenstad. De keuze voor de stad was destijds niet echt bewust. Ik wilde een woning die naast wonen ook ruimte bood voor een werkplaats. De toen beste en betaalbaarste optie daarvoor stond toevallig in die Dordtse binnenstad.
Tot voor een paar jaar was het daar, behalve op de dagen dat er markt is, ook eigenlijk ook net zo rustig als in een dorp. Maar nadat onze koning zijn verjaardag in Dordt vierde, is het plotseling een soort toeristenstad geworden. Mijn woonomgeving is flink drukker geworden. En niet alleen op marktdagen.
Met die drukte komt ook alle kippendrift die mensheid kenmerkt mee. Er wordt opgeknapt en gebouwd en je struikelt over hele hordes mensen die doelloos lijken rond te lopen en naar alles om zich heen kijken, zonder te beseffen dat ze voor de reguliere bewoners eigenlijk vooral in de weg lopen.
Vooral nu het lieve leven na corona weer een aanvang neemt, bekruipt me soms opeens het gevoel dat ik weg moet uit de stad, opnieuw de rust en de ruimte in.
Maar helaas komt dan meestal al snel het ontnuchterende besef dat je dan eigenlijk naar ‘la France profonde’ moet. Of nog verder weg. Nederland is dat opzicht verloren.
Het zal dus wel blijven bij in de vakantie genieten van die Franse dorpen en stadjes, waar in de laatste honderd jaar nauwelijks iets veranderd is en je rond het middaguur (en ook vaak daarvoor en daarna) geen kip op straat ziet..