Straatjournaal sept. ’21
De topsporter als moderne heilige en martelaar, zijn die parallellen al eens grondig uitgewerkt? De overeenkomsten tussen bidplaatjes en Messi-posters; tussen relikwieën in nissen en een vitrine met het Milan-shirtje dat San Marco droeg in de CL-finale tegen Benfica? En wat zou een stukje meniscus van Virgil van Dijk opbrengen op een veiling?
Verguisd of gek verklaard door sommigen, geadoreerd door anderen. ‘Zó herkenbaar!’ zou de afvallige Amerikaanse turnster Simone Biles kunnen zeggen tegen Jeanne d’Arc als die niet al in 1431 op de brandstapel was gezet. Of denk eens aan de zelfkastijding bij trainingen, het vasten, de eenzaamheid van de hoogtestage, waar veertig dagen in de woestijn niets bij is…
Bij de tv-verslaggeving zie je dat de belangstelling voor de ziel van de sporter die voor de lichamelijke prestatie verreweg overtreft. En geen interviewer rust voordat uit alle kolkende emoties ten minste één fotogenieke traan is gedestilleerd. Nog even en onze obsessie met historische/hysterische tranen gaat zo ver dat ze direct na afloop van de wedstrijd worden opgevangen en in sportmusea worden tentoongesteld.
Direct na de laatste, spannende kilometers van Dumoulins ‘zilveren’ tijdrit in Tokio deden de commentatoren gretig aan psychoanalyse – want wat was de getourmenteerde fietser door diepe dalen gegaan. Psychische dalen, wel te verstaan, niet de gewone tussen twee cols. Toen de NOS-jongens eindeloos bleven proberen de knopen in Toms ziel te ontwarren, klonk uit de keuken de getergde stem van mijn echtgenote (geen sportliefhebber): ‘Laat ze zulke vragen eerst eens aan hun eigen vrouw stellen!’
Terechte hoon, dat vond ik (wél sportliefhebber) op dat moment ook. En Toms emo-tranen bleken het begin van een ware stortvloed. Het was een zomer vol wateroverlast. De medailleregen hield aan en de winnaars gaven het publiek waar het recht op meent te hebben. Tranen met en zonder tuiten, traag biggelende tranen, een sieraad van een traantje dat besmuikt wordt weggepinkt, nadat het eerst door de camera’s schermbreed is uitvergroot. Tranen bij de meet, tranen bij de vleet, tranen tijdens het Wilhuilmus.
‘Iederéén huilt’, zei de dierenarts ooit troostend tegen mij voordat ze mijn kat liet inslapen. Ik zie mezelf nog steeds niet graag als janker, maar de praktijk was ditmaal anders. In de tweede week van de Spelen, toen de ongekende atletieksuccessen begonnen, moest ik eraan geloven. Ik zette de wekker voor Femke Bol, joelde voor Sifan en deelde de extase van de estafettelopers. En meer dan eens werden mijn ogen vochtig.
Tranen als guilty pleasure? Moet kunnen. Héél Holland huilt! En toch zat het me niet lekker. Want terwijl ik urenlang sport keek, vrat de Taliban Afghanistan op; bosbranden raasden in Turkije, Italië en Griekenland; duizenden vluchtelingen riskeerden hun leven op zee. Waar bleven mijn tranen? Tijdens de ontknoping bij het kogelslingeren of hink-stap-springen kwam er een spotje langs waarin kinderen klaagden dat hun nog kleinere broertje niks te eten had. De voice-over bezwoer de kijker dat er zo nóg miljoenen stakkers waren. Hee, schiet eens op met je hongersnood, hoorde ik mezelf denken. En schaamde me.
Maar aan schaamte en zelfverwijten heeft niemand wat. Er moet een reden zijn dat – terwijl de wereld brandt – wij zo massaal en intensief meeleven met een meisje uit Amersfoort dat 1,05 seconde sneller over de horden loopt dan het volgende meisje. Heeft het te maken met dat geliefde topsporterswoord, focus? Waar wij zelf op goed geluk doorstrompelen en -krukken in deze oververhitte wereld, brengt zo’n monomane atlete haar én ons leven terug tot een overzichtelijk parcours: 400 meter, tien identieke hindernissen en na elke vijftien passen een sprong. Eén heilig doel is er slechts en als dat dan na 52 seconden met bovenmenselijke inspanning wordt bereikt… drup!
Dagklad, de Haarlemse jaren is al verkrijgbaar bij de Kennemer Boekhandel. Officiële presentatie 26 september
Het ontroerd mij dat twee tiener de finale spelen op de US Open. Een traan is niet uitgesloten. De politiek- en wereldproblemen die jij noemde bezorgen mij een slangeklem om de borst die langzaam aangedraaid wordt, en je noemde ‘blijfzittewaarjezitRutte’ niet eens. Verwoede pogingen doe ik al een maand of twee de krant en journaal buiten te sluiten. “Ik wil leven”, zou ik er theatraal aan toe kunnen voegen maar zover wil ik mij niet laten gaan.