Op zo’n zender met ‘méér voor mannen’ (en amper iets voor vrouwen) vertonen ze deze week oude Bond-films, dus tussen het voetbal door word je dan alvast opgewarmd met de nodige vuurzeeën, roodgloeiende automatische wapens en smeulende blikken van Bond-girls die het beddengoed bijkans in vlam zetten.
Bond zoals de schepper ‘m bedoeld heeft. Alleen, kan het iemand ontgaan zijn? No time to die is in première gegaan en ik las net gniffelend de recensie van Peter de Bruijn in NRC. Want Bond moest met zijn tijd mee en is nu opgetuigd met bindingsangst en een ‘kwetsbare’ kant. De ouderwetse macho-clichés gaan een ongemakkelijk huwelijk aan met de platitudes van de moderne psychobabbel en dat maakt de film lang. 163 minuten!
Ik moet denken aan een werkgroepje waaraan ik lang, lang geleden meedeed – over de Amerikaanse schrijver Nathaniel West (The Day of the Locust), wiens personages als ‘flat’ werden bestempeld. Iemand wierp de vraag op of ‘echte’ mensen niet evenzeer voorspelbaar waren en zich in het leven moesten zien te redden met een of twee stokpaardjes en een handjevol lijfspreuken en vuistregels. Iedereen vindt zichzelf natuurlijk eindeloos ‘gelaagd’ en de eigen roerselen eindeloos boeiend, maar het een sluit het ander niet uit.
Tip voor liefhebbers van gecompliceerde romanfiguren: Levenshonger van Marie Kessels. Ik heb dit prachtige boek bijna uit, maar ben er nog lang niet mee klaar. Hoofdpersoon is de 23-jarige Poolse Elzbieta, die in een Nederlandse vleesfabriek werkt. Werkt? Zich afbeult. Op een kille werkvloer, tussen de karkassen, in de permanente geur van bloed. Zoveel kunnen jullie zelf ook wel bedenken, maar het boek is veel meer dan de obligate aanklacht tegen de bio-industrie. Het stelt de vraag wat werken met ons doet (als Elzbieta het kantoor van haar oom bezoekt, die zijn levensdagen slijt op een geestdodende vertaalafdeling, heeft ze medelijden met hem) en wat het ons duidelijk maakt over onze drijfveren en onze verhouding tot anderen.
P.S. Gisteren werd ik door oude vrienden gekaapt en meegevoerd naar Kasteel het Nijenhuis (hier dichtbij, in Heino), waar ik twee Haarlem-momentjes had. Bronners Hildebrand-monument zonder zijn pierenbadje was het eerste. En toen moest ik denken aan een van de eerste RaDa-quizjes, uit 2006. Dat ging over een beeld aan de Gedempte Raamgracht.
Torso zonder truitje, doopte ik het (staat het er nog?). Gisteren dacht ik het origineel te zien in die kletsnatte beeldentuin.
De maakster is Bé Thoden van Velzen (1903-1984) en het stelt Jimmy van der Lak voor, over wie hier meer. De overeenkomsten zijn treffend maar het Haarlemse stoepbeeld heeft geen lendendoekje. Volgens de catalogus betreft het een ‘typisch academische studie’, door Van Velzen vervaardigd aan de Rijksakademie, onder Bronner. Wie weet er meer?