Ik typ dit vandaag pijnvrij, dankzij de huisgenezeres (voorheen bekend als huisdichteres). Eergisteren voelde ik bij het typen af en toe een venijnig pijnscheutje bovenin mijn rechtermiddelvinger.
Ik pulkte wat, wreef wat, kneep erin en likte eraan en daarmee was ik door mijn medische repertoire heen. Op een miniem uitstulpinkje na was er niets te zien. ‘s Nachts werd ik wakker doordat de vinger klopte. Gezwollen was hij niet, constateerde ik ‘s ochtends, maar onderhuids zat een donker puntje. Een puntje van wat? Een puntje van niets dacht ik en anders zweert het er wel uit. Hier had ik echter buiten de auteuse van Hier moet ik ingrijpen gerekend.
Uit haar arsenaal ‘handige-dingen-voor-je-weet-maar-nooit-welke-crisis’ diepte zij die middag een pincet op en een loepje zo klein als een dubbeltje, dat mijn vinger vergrootte tot het formaat van een gerookte ham. Een ham met een punt, die zij er met het grondig ontsmette pincet tevergeefs probeerde uit te trekken.
Verbetenheid had zich van haar meester gemaakt; het betekende erg veel voor haar, merkte ik, meer dan voor mij. Fanatisme en opperste concentratie gingen gepaard met onmiskenbaar genot – met een extra rillinkje toen ze zich genoopt zag de naald uit de EHBO-etui te halen. Met haar fijne motoriek is niets mis. Door de loep turend, schraapte ze met de gesteriliseerde naald over steeds dezelfde vierkante millimeter van mijn vingertop. Voorzichtig, met eindeloos geduld, alsof er een landmijn in kon zitten.
“Ik heb een beginnetje,” fluisterde ze opgewonden.
Was dit een scène van een voor dit weblog ongekende intimiteit? Ja en nee. Want na een tijdje verloor ik mijn belangstelling voor het gepietepeuter en keek, lijdzaam mijn hand ophoudend, naar het computerscherm, waar Magnus Carlsen en Radjabov een schaakpartij uitvluggerden. Het ging geenszins ten koste van de intensiteit waarmee werd doorgewerkt. Opgeven was uit den boze, vertelde de gloed in haar ogen mij.
Van het ‘beginnetje’ tot het gelukzalige ogenblik dat het zwarte puntje weerloos en moegestreden op een stukje wit papier lag (een splinter kleiner dan een baardstoppeltje)… ik zou het epische gevecht pas recht doen als ik er een volledig hoofdstuk aan wijdde. Haar volharding, de beheersing, de autoriteit. Een zweempje machtswellust ook?
Een ‘zo ken ik haar niet’ zou niet waar zijn. Maar elke keer als zij zich zo manifesteert, verbaast het me weer en denk ik, wat een vrouw! Als de nood aan de/haar man kwam, zou ze zonder aarzeling mijn appendix verwijderen, een nier implanteren of een lobotomie verrichten. Met een verbeten glimlachje.
P.S. Dagklad. de Haarlemse jaren is (een week na de boekpresentatie) nog steeds leverbaar. Zie ook het Haarlems Weekblad van deze week.
Wat een ge-wel-dige filmscène! Iets tussen horror en romcom.
Dramatisch zo’n splinter.
Ik smeer er gewoon wat trekzaag op en dan is het er de volgende dag uit.
Je boft maar met zo’n vrouw. Een appendix en erger zou ik toch aan de chirurg over laten
Trekzalf natuurlijk. Het automatisch dicteren maakt regelmatig hele vreemde woorden.
@Tineke: trekzaag is wel een fijne!
@Brigit: Ja, die filmscène… wie pikt het op? Heb je gezien dat je op die Haarlems Weekblad-foto staat?
Heerlijk!
Mijn vrouw en kinderen konden mij niet gelukkiger maken dan met een fikse splinter in welk ledemaat dan ook! Pulluken met naald en pincet….ach, wat mis ik het; alles gaat voorbij.
@Cees: wat een leuk vrijwilligerswerk zou dat voor je zijn! Cees’ Splinterservice, 24/7′