Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf is een van de verdrietigste boektitels die ik ken. Ook een van de verdrietigste boeken: Joris van Casteren bezoekt schrijvers die ooit als veelbelovend en getalenteerd werden beschouwd en nadien in de versukkeling raakten. Afgekraakt door critici, vergeten door het publiek. En ondanks alles stug doorschrijvend, hopend op een herontdekking.
De titel kwam bij me op doordat ik hier al een paar dagen niets van me heb laten horen en nee, die vingertop is niet door een zeldzame bacteriële infectie aangevreten. Het was integendeel een bijna smetteloze week; er viel het een en ander te vieren en (los van alle onheilstijdingen uit de grote, verkruimelende wereld) amper iets te knorren. Een week om je gelukkig te prijzen, beter nog, het gewoon te zijn. Ja, Glak!***
Ik ga jullie niet bijpraten nu (en later evenmin). Straatjournaal wordt 25 jaar en ik moet een feestelijke column schrijven zo meteen. Dus ik doe enkel een willekeurige greep uit de recente foto-oogst. Ganzen en mensen. Nee, wacht, ik ga het toch splitsen in twee stukjes.
Eerst (human supremacist als ik ben) de mensen. Die, als je ze een zonnige namiddag geeft, een mooie stad als Deventer en een pontje dat tevreden tuft, goed te pruimen zijn. Beleefd, geduldig, wellevend, vriendelijk. Dat ziet er als je ze op de kademuur geprojecteerd ziet zo uit.
Jammer dat Plato dat niet meer mee mocht maken!
En de ganzen (even beleefd, geduldig, wellevend en vriendelijk) doe ik hierna.
*** Glak staat glakkig ook in Dagklad, de Haarlemse jaren, nog steeds verkrijgbaar in de Kennemer Boekhandel of hier in de garage uit een van de kartonnen dozen.
Geweldig: Platonische en de kademuur!
Bah, spellingscorrectie. Plato en de kademuur.