‘s Middags vonden we ergens bij Marle (aan de westelijke oever van de IJssel) een aangespoelde wittewijnfles met een opgerold vel papier erin. Eruit halen viel niet mee. Na wat gepoer met een takje gaven we het op en namen de fles mee naar huis, speculerend over avonturen waar de vondst toe zou kunnen leiden.
Toen pincet, derdehandje en tot haakje gebogen ijzerdraadje de verlossing niet naderbij brachten (we voelden ons als chimpansees bij een onderzoek naar hun instrumentgebruik), namen we onze toevlucht tot bruut geweld – in dit geval ook een vorm van intelligentie, want we hadden weinig tijd. Het document dat we aantroffen had geen lange reis achter de rug. Afzender was een zevenjarig meisje (‘ik hou van katten’); de fles was niet bij Lobith ons land binnengekomen, het kind woont twee straten bij ons vandaan. We kunnen om haar een ontgoocheling te besparen natuurlijk jokken dat we de fles bij Helgoland uit zee gevist hebben of dat hij was ingeslikt door de monsterlijke meerval die we vingen in het Ketelmeer. Wat is pedagogisch verantwoord? Ze had erg haar best gedaan op de bijgevoegde kleurplaat…
We hadden een etentje bij vrienden. Toen we de spoorwegovergang net over waren sloten de slagbomen zich, op het ongebruikelijke tijdstip van 18.15 uur. Vertraagde intercity? Goederentrein? Onze route liep een kilometer langs het spoor zodat we het antwoord met eigen ogen aanschouwden. Tanks! Een stuk of twintig. Op weg naar de oostgrenzen van het NATO-gebied? Ze waren groot en sterk en heel erg echt. Brandschoon nog – alsof ze zo uit het cellofaan kwamen en snakten naar modder- en bloedspatten op hun pantser of een dubbelgeparkeerde burgerauto om te vermorzelen onder hun rupsbanden. De lopen stonden strak en speurden in de verte naar een doelwit dat ze aan gort mochten schieten. Tanks will be tanks!
Het waren ‘goede’ tanks, ‘onze’ tanks, maar het had iets intimiderends zoals ze daar langsdaverden in de schemering, hoog op de treinstellen. Wij waren verbluft en twijfelden half aan onze waarneming.
Ik had zo gauw geen foto kunnen maken als bewijs. Het meisje verderop misschien, dat ons tegemoet wandelde – telefoon verkleefd met de hand. ‘Heb jij een foto kunnen maken?’ Verbaasde blik: ‘Nee, waarvan dan?’ ‘Van de tanks – het militair transport?’ Onschuldige blauwe ogen. Tanks? Ze had niks gezien. ‘Nou, met jou winnen we de oorlog niet,’ zei ik. En voor mezelf steek ik de hand evenmin in het vuur.
En ik maar denken dat ‘alles’ in de randstad gebeurt!
wat een leuk stuk. Ik zou zeker een fles terugsturen. dat van die Tanks is dan weer verbluffend.
Ik zou de tekening en de brief weer in een fles stoppen en die in de IJssel gooien. Veel leuker voor dat meisje als de fles een echte reis maakt.