Ga naar de inhoud

Snoezig bunkertje

Noem het voortschrijdend inzicht, noem het afnemende oenigheid… In onze ingekorte minireeks ‘de kleinste xxx’ was ik na het kleinste stemlokaal en de kleinste joodse begraafplaats voornemens een (korte, kleine!) aflevering te wijden aan het machinistenbunkertje dat hier bij het NS-station staat geparkeerd.

[In het vervolg van dit stukje zal ik geen doekjes winden om mijn eigen onbenul en onnadenkendheid. Wie na lezing IQ-punten wil doneren gelieve dat discreet te doen; dus liever niet met onverholen minachting dumpen in het reactievakje!]

Met bezoekers die met het OV naar Wijhe kwamen, hield ik in mijn eerste jaar hier altijd wel even stil bij het bunkertje. Ik grinnegrapte wat en strooide in mijn ‘toelichting’ met woorden als koddig, enig, schattig, snoezig. Zelfs de bunkers zijn hier cute!

 

En aan de afmetingen kon je wel zien dat het voor spoorwegpersoneel ook geen vetpot was in de Hongerwinter. En meer van die ongein. Waarbij ik verzuimde één, erg logische vraag te stellen: als er een trein werd aangevallen, reden machinisten van heinde en verre dan plankgas naar station Wijhe om zich hier in die bunker te proppen?

En toen voerde Poetin oorlog in Oekraïne en zag ik op tv radeloze mensen die zo’n tweepersoons bunker maar wat graag in hun achtertuin hadden gehad. Het was een schril contrast met mijn lolbroekerij en ik overwoog het uit te werken in mijn mei-column voor Straatjournaal. Nou is hier in het dorp gelukkig een bloeiende Historische Vereniging, waar ze me hopelijk wijzer konden maken.

De dienstdoende vrijwilligers stelden me prompt een driedelig werk van G.J. Veerman ter hand; wat ze zelf paraat hadden was dat de bunker op een ontspoorde trein had gestaan. Op de tender, wel te verstaan. [Hier bloosde ik een grote rode bloos.]. In het boek vond ik de details. Op Dolle Dinsdag (sept. ’44) wilde het verzet het treinverkeer zo veel mogelijk ontregelen en in de nacht van 5 op 6 september maakten zes mannen de rails onklaar met ‘koevoeten en kraagschroefsleutels’. Ze hadden het gemunt op een munitietrein, maar een vertraagde passagierstrein met vluchtende N.S.B.’ers arriveerde eerder en ontspoorde vlakbij de gemeentegrens met Olst.

Ik liet me vertellen dat het bunkertje daar jarenlang in een greppel lag zonder dat iemand er naar taalde. Dat glimmende plaatje lijkt er in elk geval nog niet zo lang op te zitten.

Op het grote boze wereldwijde web vond ik zojuist nog wel de memoires van een ‘Spoorman in 1943‘, met deze passage:

U moet nog weten dat in de latere oorlogsjaren op de tender van de locomotief een betonnen bunkertje was gebouwd. Als je niet te dik was en snel kon reageren was er een kleine kans dat je als loc-personeel een luchtaanval kon overleven. Maar zo’n Fahrtrein, aldus benoemd door de NS-ers, bracht een levensgroot probleem voor het personeel mee. Stel, je werd aangevallen door de steeds sneller wordende jachtvliegtuigen, wat had je dan voor keus: de Duitsers zouden je omver schieten als je de trein in de steek zou laten en bleef je op je locomotief, dan was de kans op overleven ook minimaal, afhankelijk van de plek waarop de boordschutter zou richten. Raakten ze de ketel, dan ging je zo’n beetje de lucht in en anders werd de cabine doorzeefd. En de tender met z’n bunkertje hing precies tegen zo’n stuk draaimolen geschut. U begrijpt het, niemand had enige behoefte dat soort treinen te rijden. En ik al helemaal niet want ik was al als de dood voor een voetzoeker.

Die column gaat er zeker komen. Stof genoeg (zeker met een linkje naar Tanks en flessenpost). Over een maand alhier. En abonneren op Dagklad kan nog steeds. Zie hieronder:


 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *