Ik dacht dat het feministes waren die ‘manspreading’ voor het eerst aankaartten. We hebben het dan over mannen die in het openbaar vervoer onevenredig veel ruimte in beslag nemen door wijdbeens te zitten. Gisteren werd ik het slachtoffer van een superspreider.
Met misplaatst optimisme namen de huisdichteres en ik na de overstap in Zwolle tegenover elkaar plaats in een vierzitje. De NS-coupé vulde zich alras en zoals te verwachten wilde er op een gegeven ogenblik iemand naast mij zitten. Dikke pech dat het iemand was van (ruwe schatting) 2.10 meter en 210 kilo. Aan plichtplegingen deed hij niet (‘vindt u het misschien erg als…’). Het was alsof een hoogwerker een ‘big bag’ grind naast me dropte.
De zak grind bewoog vervolgens niet meer, zoals het een zak grind betaamt. Ik wilde me aanvankelijk niet laten kennen, sloeg met moeite nog één blaadje van mijn boek om, loerde verlangend naar de ruimte naast de huisdichteres (46 kilo, het figuur van een hermelijn) en slangemenste uit mijn benarde hoek naar de overkant. De reus gaf geen sjoege, geen krimp, geen blijk van erkentelijkheid. Bestond ik eigenlijk wel?
Ik schatte hem halverwege de veertig; hij was niet onknap. goed geproportioneerd (zijn buik/bulk misstond hem niet), droeg dure kleren en aan het grijze baardje was gewerkt met de ambachtelijke toewijding van de oude meesters. Na mijn oversteek spreidde hij zijn machtige bovenbenen tot een hoek van eerst 130º en toen via 140º naar een comfortabele 150º. Ergens bij het snijpunt rustten waarschijnlijk (het excuus van principiële manspreaders om zo te zitten) genitaliën met afmetingen die de afgunst van de stier Herman konden wekken.
Ik probeerde me niet te stoten aan zijn aura; dat ging me redelijk af, tot zijn brul-nies. Die nies kwam uit het niets, er was geen tijd om dekking te zoeken onder een bankje. Het was de nies van een groot man. ‘Jezus!’ liet ik me ontvallen toen de drukgolf me tegen de rugleuning plette. Zelfs nu verlaagde Aura-man zich niet tot de geringste erkenning van mijn bestaan. Bedaard haalde hij in plaats van een zakdoek een (kloek) boek tevoorschijn. Street Life in the Renaissance.
In Almere stapten we over (dat stond al in het reisschema) en probeerden we tevergeefs tot een assessment van de reus te komen. Er was echter een bekering tot de reïncarnatieleer voor nodig om hem echt te kunnen plaatsen.
Vanochtend wist ik het. Street Life in the Renaissance??? Dat ijdele, gesoigneerde baardje? Die hovaardigheid? Dit alles wees naar het Huis van Medici. Zoals ik moeten arme smekelingen zich gevoeld hebben als ze om een gunst vroegen bij een of andere Cosimo, Ferdinando of Lorenzo. Afhankelijk van hoe zijn baret stond, gunde de potentaat je een superieur glimlachje of negeerde je. Als je pech had, hoestte hij in je gezicht en moest je vrezen voor de toekomst.
Ooit las ik ergens dat wijdsbeen zittende mannen wat minder hoog ontwikkeld zijn, bij mij ongenuanceerd opgeslagen als primitief. Soms kreeg daarvan bevestiging (mijns inziens) maar soms ook helemaal niet. Maar als in Poetin zie zitten dank ik mijn vooroordeel.
@ Cees: Grondgebied veroveren is de ultieme vorm van manspreading!