Knip nooit je teennagels de dag voordat je naar België gaat; nou ja, misschien is het geen universele wet, maar mij bekwam het slecht. Het schoot lelijk in mijn rug; ‘s nachts kermde ik als ik me omdraaide en toen moest de marteling van de vier uur durende treinreis naar Gent nog komen.
Om een kort verhaal niet lang te maken: fijn was anders, maar eenmaal over de grens was het ergste leed geleden. De overrompelende gastvrijheid, ontmoetingen met oude vrienden, een prachtig optreden van de Vlaamse Vorlesebühne in de Tinnen Pot (met glansrollen voor de huisdichteres en Maud van Hauwaert) en twee glazen Strop bij de nazit droegen bij aan de ontspanning van de verkrampte rugspieren. Toen we tegen middernacht aan de toog plannen maakten voor de volgende dag, vroeg ik (grossier in galgenhumor en zelfbeklag) hoe ver het was naar Lourdes. Lourdes, Frankrijk, bedoelde ik. Het bleek – hilariteit!- dat de Gentenaren hun eigen Lourdes hadden, op 20 minuten rijden. Wel zo makkelijk.
Ik (kleingelovige) vertrouwde het maar half, maar zowaar, in Oostakker (een deelgemeente van Gent) stond een forse basiliek. In 1873 liet Markiezin de Courtebourne-de Nédonchel (‘mag ik me even voorstellen?’) in haar tuin een Lourdes-grot nabouwen. Ze was daarin niet uniek, er staan verspreid over Vlaanderen zo’n slordige 650 replica’s. Zie hier.
Binnen een jaar was het bingo en geschiedde het eerste heuse mirakel: de open beenbreuk van landarbeider Pieter/Pierre de Rudder, waaraan geneesheren tevergeefs hadden geknutseld en gedokterd, heelde. Waarmee Oostakkers faam als bedevaartoord gevestigd was. Kort daarop werd de basiliek gebouwd. En Pieters botten kregen na zijn dood in 1898 een tweede leven bij de ingang van de grot.
Zaterdag was het er rustig – het Rijke Roomsche Leven is niet meer, wilde ik overhaast concluderen, maar ik las zojuist dat ze jaarlijks 350.000 bezoekers krijgen. Dat mag de medische stand zich aantrekken… Wij kuierden met z’n vieren langs de kapelletjes, zonder te spotten en verbaasden ons over de honderden gedenktegeltjes aan de reling. ‘Dank aan O.L. Vrouw’, ‘Dank om een bekomen gunst’ en ‘Dank om genezing’. Onze vriendin, speels, ontlokte er een soort xylofoonmuziekje aan. Waarna het alweer tijd was om terug te rijden naar de minder devote omgeving van Station Dampoort.
Stom, dacht ik achteraf in de trein, ik had zo’n tegeltje moeten kopen. Niet zo een met ‘genezing’, want de rugpijn knaagde af en toe nog venijnig door de Ibuprofen heen. Maar een ‘bekomen gunst’ mag zo’n bezoek zeker heten.
N.B. Vier andere stukjes over Gent: Dokken (over een bijzondere havenwandeling), Vooruit (socialisme), Loesplekken (plassen) en de brug over de Leie.