In een dorp ergens in de Biblebelt streken we neer op een bank rond een grote linde, die beschutting bood tegen de felle middagzon. Er zat al een oudere man druiven te eten uit een plastic zakje.
Hij wist ons te vertellen wat voor weer het was (‘warm’) en nadat wij hadden vastgesteld dat zijn druiven er smakelijk uitzagen, raakte het gesprek in een plotselinge stroomversnelling. Ja, druiven… Hij mocht van de medici geen vet vlees meer. De rikketik. Hij zat nog wat graag op de racefiets, ondanks zijn gevorderde leeftijd (80), tot hij onlangs last kreeg van zijn arm. Duizelingen had hij ook soms en toen hij lichtelijk onwel naar de huisarts ging, belde die ter plekke het ziekenhuis. De man liep naar een prullenbak en vervolgde het gesprek staand; glimmend gepoetste leren schoenen, strakke spijkerbroek, goed postuur, glinsterende oogjes.
Wij wikkelden hem als vanzelfsprekend in onze sympathie. Arme oude man. ‘Woont u op uzelf?’ vroeg ik toen hij zei dat er tweemaal in de week een maatschappelijk werkster langskwam. Ja. Zijn vrouw had hij er lang geleden uit gebonjourd toen hij ontdekte dat ze het had aangelegd met iemand van de handbalclub. Haar smeekbeden had hij daarna genegeerd. Wegwezen!
Wij hadden geen blauwe druif om ons in te verslikken, maar zijn ongevraagde mededeelzaamheid over de abrupte beëindiging van zijn huwelijk overviel ons nogal. Het was zeker niet zo dat we daarna naar meer autobiografische details hengelden. Eigenlijk hoefden we niet per se te weten dat hij nadien tot tweemaal toe een vriendin de bons had gegeven. Maar ineens wisten we het toch: beiden voerden geen klap uit en lieten de boel versloffen. Ze lagen de godganse dag op de sofa. Dan moesten ze van hem ‘opdonderen’. Het klonk wraakzuchtig noch spijtig; hij had – afgaand op zijn toon – die vrouwen met even weinig emotie vervangen als versleten remkabels van een racefiets.
Op troost of steun was hij niet uit, leek me, maar waarop wel dan? De drie uit zijn leven verjaagde vrouwen konden we het niet vragen. En zijn dochter evenmin, bleek uit de toegift. Nee, die zag hij niet meer. Waar ze woonde en of ze kinderen had wist hij niet. Ergens was iets misgegaan. Een eventuele verzoening? Die moest dan van haar kant komen, daar was hij heel stellig in.
Nou, hij ging maar weer eens op huis aan…
