Liever heb ik het natuurlijk niet over mijn eigen (dis)functioneren – ditmaal was ik geen hele rugzak verloren maar een e-reader – maar over dat van de overheid. Die zou er immers ook voor de verliezers in de samenleving moeten zijn.
Ik was de e-reader waarschijnlijk kwijtgeraakt in Deventer op 13 juli; navraag bij de bioscoop en een kledingzaak leverde niets op. Bij de gemeente was er een gemeld als gevonden voorwerp – het zou ‘m kunnen zijn, al was ik niet zeker van het embleem op het hoesje.
Ik gaf de gevraagde informatie en kreeg prompt een bevestigingsmail met een registratienummer van 15 cijfers, met de verzekering dat men contact met mij zou zoeken. Na een week belde ik in de hoop het een en ander te bespoedigen. Zelf langskomen zou het beste zijn, werd mij verteld. Met gezonde argwaan vroeg ik of het in het stadhuis zelf was, dus niet een depot ergens bij Schalkhaar of Bathmen…
Gisteren besloot ik er een dagje van te maken en fietste die 17 km. Het piepjonge stadhuis ligt naast de oude Lebuinuskerk; ik vind het prachtig, met het spectaculaire raamwerk van Loes ten Anscher. Mijn entree verliep ongekend soepel (de brede houten deuren openden zich automatisch, rust en ruimte zover het oog reikte), de stroefheid begon pas bij de balie.
Een vriendelijke dame belde met een medewerker die overdonderd leek door zoveel belangstelling; zijn caravan stond al in gereedheid, bleek uit het gesprek. Hij hield zich schuil achter loket 19 (‘helemaal achteraan’). Toen hij na verloop van tijd verscheen, deed hij nog net geen poging te ontkennen dat die 15-cijferige code van zijn afdeling afkomstig was. Maar… ik moest begrijpen, ze liepen tegen dingen aan en… Geoefende martelaarsblik, die ik vertaalde als ‘onderbezetting & overbelasting’.
En gevonden voorwerpen bleven bij de vinder thuis, dus… En hij kon (privacywetgeving, u weet wel) mij niet zomaar het telefoonnummer geven.
‘Wat een geniaal systeem!’ jubelde ik. Niet. Wel werkte ik op zijn gemoed en hij deed ter plekke een poging de vinder te bellen. Niet bereikbaar, verzuchtte hij. Het sturen van een mailtje wilde hij wel op zich nemen – het klonk of hem was opgedragen eerst het COA op poten te zetten voordat hij naar de camping mocht.
Het was een brave man. En ik kon niet achter de schermen kijken wat zich daar afspeelde. Een slagveld, vrees ik, bezaaid met slachtoffers van vastgelopen systemen, onhaalbare targets én een angstcultuur. Smeulende computers. Bezweken dossierkasten. Ambtenaren met een burn-out werden natgehouden door wanhopige collega’s, anderen (tot waanzin gedreven) lagen onder dwangbuizen in afwachting van de bedrijfsarts (op vakantie of zelf overspannen).
Ik spot er niet mee. In The Guardian las ik een column over unravelling Britain, waar 50.000 mensen al langer dan tien weken wachten op de verlenging van hun paspoort. Een land als een rafelende, uitgelubberde trui. En hier lijkt het ook die kant op te gaan, met zoveel sectoren waar het personeel ongelukkig is en het werk niet aankan.
En – dat dan weer wel – efficiënte burgers. Thuis had ik al antwoord van de vinder. Hij was tot 15 augustus niet in Deventer.
hoe groter gemeenten hoe beter…