‘Nat zeik halen’, kent u die uitdrukking? Ik was zelf vergeten dat ik ‘m kende, tot ik vandaag (spontane afspraak) met een vrijwilliger meeging om de lokale bevers te monitoren.
Bevers, zoveel wist ik er nog net van, die zich liefst onduidelijk ophouden in waterrijke, moerasachtige gebieden (heel anders dan de woestijnrat). De bewegwijzerde paadjes van Staatsbosbeheer versmaden ze, dus we lieten ons direct na het stallen van de fietsen striemen door braamstruiken. Waarachter nog veel meer striemende braamstruiken lagen en actieve brandnetelvelden en gemene struikelstronken en verraderlijke greppels en stinkende slijkslootjes en verholen dierenholen maatje 42. Natuur, kortom.
Ik had best aardigheid in het geklauter en geglibber; de tientallen klitten en doorns die ik oogstte nam ik manmoedig voor lief. Ondertussen liet ik me bijpraten over wat mijn gids nou hoopte te ruiken in de geurmonsters die ze herhaaldelijk nam. Overigens zonder succes – het enige beverbewijs vandaag was een verlaten burcht. En otters vertoonden zich evenmin. Ik leerde dat de watergeulen door de Duursche Waarden pas zo’n 35 jaar geleden waren aangelegd. Het was voor mij (met mijn chronische dysbotanie) hoe dan ook een leerzame ochtend.
Vermoeiend bovendien, merkte ik toen we opstonden na de theepauze en ik moeite kreeg het tempo van de ‘monitor’ bij te houden. Ik schatte haar 25 jaar jonger dan ik en de souplesse waarmee ze zich door dat takkenoerwoud bewoog deed vermoeden dat ze op hoelahoepen én limbodansen zat.
Waar zij, behendig overpakkend van tak naar tak, dankzij een spagaat met achterwaartse halve schroef veilig en droog de overkant van een stroompje bereikte, eindigde mijn eigen slangenmensimitatie nogal jammerlijk: ‘Ik heb geen plan meer…’ bracht ik nog net hulpeloos uit, me vastklampend aan een buigzame tak. Waarna mijn linkerschoen gedecideerd zijn eigen plan trok, in een rechte lijn langs de steile oeverwand naar beneden skiede en fluks onderdook in het modderwater. Als een bange otter. Als een schuwe bever.
‘Nat zeik!’, dacht ik meteen.
Happy memories! Het gejoel en gejen van vriendjes als een van ons de overkant van een slootje niet haalde ‘s zomers, of ‘s winters bij het wakkie-trappen. ‘Nat zeik! Nat zeik!’ Ook bij de ‘comedy capers’ op de rand van de vijver in het Noordersportpark was niet iedereen zo acrobatisch als hij zelf dacht. Nat zeik voor de een was dikke pret voor alle anderen.
Zelfs het soppen met die doorweekte sok had wel wat. En ik hervond mijn ritme. De hele onderneming voelde als een verjongingskuur. En die voortvluchtige bevers betrap ik ooit nog wel een keer.
Je bent inderdaad MAN-MOEDIG , Marius !
Misschien juist wel door het vroeger mee-gemaakte Nat Zeik ! XJ
Hier kennen we zeiknat
Idd: zeiknat!
Ja, maar ‘een nat zeik halen’ werd daar (Haarlem) echt gebruikt.
In de uiterste noordpunt van Haarlem werd het vollopen der schoenen of kaplaarzen in mijn jeugd door mannelijke bovendejangijzenvaarters ‘een zeikie halen’ genoemd.
Nou, in Castricum haalde ik ook af en toe een nat zeik, tot verdriet van mijn moeder.
Heb het nooit in geschreven vorm gezien, maar zelf zou ik natzeik als 1 woord schrijven. Wel in combinatie met het bekende ‘halen’. In Langedijk niet gek, daar barste het van de slootjes. Via google heb ik e indruk dat het westfries is. Daar komt de uitdrukking vaker voor.
In Overveen zeiden wij gewoon ‘een zeikert halen’.