Ga naar de inhoud

Wij-Fi

Is er een communicatiewetenschapper in de zaal? Soms verloopt contact hier via golflengtes en bandbreedtes waarvan het bestaan mij ontgaat.

‘Ai buurman, k’n je die v’mie niook effe doen?’ riep buurvrouw L. over de heg. Tot zover kon ik het prima volgen, het ging over de net geleegde kliko’s en ik liep met de mijne over de oprit. Ik (nooit de beroerdste) haalde ook haar groenbak en rolde die met mijn stralendste padvinderslach haar oprit op. Er kwam een XXL auto achter mij aan. Een gebrilde man die ik niet kende stapte uit, mompelde iets wat door kon gaan voor een groet of een oprisping. Hij trok de achterklep open en knikte (dreigend? / met ingehouden trots? / verslagen? / veelbetekenend?). Er lag daar een woudreus – nou ja, een vier à vijf meter lange stam, met een doorsnede van dik een halve meter.

Buurvrouw L. (die de man kennelijk wél kende) maakte ook een geluidje, dat zoveel kon betekenen als ‘is dat hout?’ / ‘ik had niks besteld’ / ‘stakker, hebben ze een grap met je uitgehaald door dat kolossale ding in de kofferbak te takelen?’ / ‘ben je net terug van een ontbossingsvakantie in het Amazonegebied?’

Buurman T. (man van L.) voegde zich bij ons en was het na enige studie eens met de voorlopige conclusie. Hout, ja. Hout. Hij liet het even rustig op zich inwerken. ‘Moi wel zèèg he’n.’ Hij heeft meer zagen dan de Hubo, weet ik toevallig, van figuurzaag tot motorzaag, dus dat zou het probleem niet zijn. Gedrieën keken ze stilzwijgend naar de stam. (Innig tevreden / vijandig / somber / volkomen onverschillig?) De stam had ook weinig tekst. Na een tijdje zag ik in dat mijn aanwezigheid weinig toevoegde en kneep er tussenuit, om thuis de situatie rustig te duiden. Update: de auto is inmiddels weg, met of zonder stam, evenals de drie mensen.

Vandaag kwam er een gevalletje gedachtelezen/ – gedachteluisteren bij. Ik overlegde met twee hoveniers over welke takken ze moesten amputeren in de tuin. Er ging een (voor mij als ex-westerling) onwaarschijnlijke, vriendelijke rust van beide mannen uit. Op voorzichtige suggesties van mijn kant volgde meestal het geruis van de laatste dorre bladeren. Had ik iets belachelijks gezegd? Druiste het in tegen al hun principes? Maar nee, ze hadden precies begrepen wat de bedoeling was. Hout. Takken. Zaag. Snoeien. Zo moeilijk was het niet immers?

Ik had wel schik in ze en zei iets als ‘jullie laten je niet gek maken, hè? Dorre bladeren ruisten geduldig, waarna de jongste zei: “Iemand moet het hoofd koel houden…” Ik keek naar de ander, die ontspannen stond te glimmen, handen losjes in de zakken. Ik begon aan een grappig bedoeld antwoord, dat begon met “Ja, zeker als je werkt met [hier slikte ik – ik weet het zeker – het woord ‘stresskip’ in. Ik kende ze amper].. “Zeker als je werkt met iemand zoals hij.”

“Zei je nou ‘stresskip’?” vroeg hij prompt. Tuinbrede, luie grijns.

Nee, ik had het alleen gedacht. En hij had het gehoord?!?!? Ik legde een volledige bekentenis af en we vonden het alle twee wel komisch. Alleen hoop ik niet dat er behalve Wi-fi ook Wij-fi is. Dat Wijhenaren over geheime antennes beschikken die al twee jaar alles opvangen wat ik liever voor mijzelf houd.

Geen stresskippen (bij Tante Pluk)


 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *