Het was niet zo dat ik compleet door het carnaval werd overvallen. Vrijdag waren we in café De Slinger (waar de huisdichteres optrad bij de literaire avond) en daar waren al muntjes te koop voor snelle beslissers. Maar toch…
Vóór de verhuizing had ik me ervan vergewist dat Salland ruimschoots boven de grote rivieren lag, in de veronderstelling dat ik zo in een safe zone kwam te wonen waar ik verschoond zou blijven van wildhossers – overstekende praalwagens – op hol geslagen polonaises- hoempapa-troelala- blaaspoepen- rampestampen -leut(plat of nog platter) – slempers – algemene alaafeloosheid. Ahum… Het is hier dus allemaal.
Deze week werd Wijhe omgedoopt in Iesseldonk. En de lokale fuifnummers De Diekschoevers schroeven de feestvreugde op in eendrachtige samenwerking met de naboarige Wet’ringdempers, Sökkestoppers, Körkentrekkers, Iesselzotten, Kielenziekers en Lierderkroepers.*
Een koude bierdouche voor mij? Ach… het viel in de praktijk allemaal reuze mee. Op weg naar de bakker hoorden we het feestgedruis van verre. In de Langstraat was het gezellig druk; we herkenden een paar nog net herkenbare buren – biertje in de hand, geschminkt, mal hoedje op het hoofd. Ik vond het allemaal best geinig en schrok na afloop van mijn eigen tolerantie. Gaat het wel goed met me? Of komt die welwillendheid doordat het zich hier in mijn eigen dorp afspeelt?
Gelukkig is er bij dit soort existentiële vragen altijd nog de Groene Amsterdammer. Vanochtend trof ik daar een stuk van Jos de Mul over Homo Ludens van Johan Huizinga. Over spel als onontbeerlijk element van beschaving. Over de ‘magische cirkels’ waarin de mens de heilige ernst doorbreekt. Denk aan sport, theater, ceremonie, rechtspraak, dans, poëzie, zang, riddertoernooien en ja, zelfs oorlogsvoering. Spel, in de ruimste zin des woords, draagt volgens Huizinga bij aan de gemeenschapszin.
Nou, dat hoef je geen carnavalsvierder te vertellen. Evenmin als dat andere kenmerk van spel: dat het zich voltrekt binnen een afgebakende periode. Er is een laatste fluitsignaal, een vallend doek of een askruisje op het voorhoofd. En daarna is er weer ‘het nuchtere leven van nooddruft en ernst’.
Vrijdagavond sprak ik na afloop nog even met de eigenaar van de Slinger. Fijne zaal, goede bitterballen, gemotiveerd personeel. Al mijn complimenten waren gemeend. ‘Morgen verwachten we hier zo’n zes- tot zevenhonderd man.’ 700? Het klonk warempel of hij er echt zin in had. Ik fronste en keek hem vorsend aan. “Het klinkt warempel of je er echt zin in hebt…”
Ik bedoelde, het was nog niet te laat om de tent ‘wegens omstandigheden’ te sluiten en een last-minute naar een calvinistisch land te boeken. Maar nee, hij wist het zeker. Ze hadden er zin in. Echt! En ik geloofde hem. En op het moment dat ik dit schrijf zijn ze vast alweer open voor de zondagmiddaghossers.
*Twee van deze carnavalsverenigingen zijn fictief.
**(tr)ouwe Dagklad-lezers weten het wel, maar niet alles moet hier letterlijk worden genomen. De link leidt naar mijn belevenissen in Schin op Geul. Link.
Huizinga’s’spel’ (de spelende mens) is grondig ter hand genomen door de Duitse filosoof Hans Georg Gadamer. Het spel – zoal bijvoorbeeld het beschouwen een impressionistisch schilderij – heeft bij hem een eigen, autonome scheppende kwaliteit, waarin de mens slechts als attribuut is opgenomen. Na afloop is de mens door het spel verrijkt. Iets soortgelijks ervaar je bij een dialoog met twee gelijkgestemden. Na afloop voelt elk van beiden een ‘surplus’, een meerwaarde die niet uit de afzonderlijke zinnen die zijn uitgewisseld valt te verklaren. Ik denk overigens dat je deze gedachtegang niet ten overstaan van carnavalsgangers tot uitdrukking moet brengen.
KATHARSIS ! ( maar dat even onder ons ) – hartelijks van een toneelSPEELSTER .
@O’geer: tegen sluitingstijd zijn ze bijzonder ontvankelijk voor allerlei ideeën, onderschat dat niet. Ik las onlangs ‘The Disappearance of Rituals’ van Byung-chul Han, die zich fel keert tegen het 24-7 karakter van onze maatschappij/economie, waarin het individu voortdurend ‘aan’ staat en niets plechtig wordt afgerond. Dat gaat volgens hem ten koste van de gemeenschapszin. Dat carnaval zou zo bezien nog wel eens een opmars kunnen maken.
Eens Marius, maarja wij pensionado’s hebben makkelijk lullen….
Even voor de goede orde; het is niet mijn bedoeling je vanaf heden kritisch te gaan volgen, ofzo, maar wie “ruimschoots boven de grote rivieren” beschouwt als een garantie voor het verschoond blijven van Katholieke cultuuruitingen, ziet iets over het hoofd. Nederland stikt namelijk van de katholiek enclaves. Ik noem het Westland, Volendam en meerdere kleinere plaatsen in Noord-Holland. Ook in Overijsel is het percentage katholieken tot op de dag van vandaag relatief hoog. De harde kern bevindt zich in Twente, maar ook in Olst-Wijhe is 28,7 % katholiek. Gereformeerden en PKN zijn sterk in de minderheid. Je schrale troost: 44,3 % is niet kerkelijk.
Dat zijn overigens cijfers over de periode 2010-2015. Met jullie erbij is het percentage niet kerkelijken ondertussen misschien wel meer dan 45 %.