Noem je dát sneeuw? Anton Pieck zou er zijn bed niet voor zijn uitgekomen en een beetje arreslee zou direct vastlopen. Ik bracht de huisdichteres naar de trein en het wit bestoven perron maakte weinig indruk op ons. Ga maar na, de NS had zelfs niet de moeite genomen om vertragingen in te zetten.
Toen werd ik er op een grappige manier aan herinnerd dat je jezelf te snel als maatstaf der dingen neemt. Aan de overkant van het spoor, waar de trein naar Deventer moest komen, stond een plukje mensen bij het wachthokje. En iets afzijdig daarvan, bij de lange beukenhaag, stond een vrouw van middelbare leeftijd – blauwe winterjas, bijpassend hoofddoekje.
Ik zag hoe ze teder wat sneeuw van de bovenkant van de heg plukte en in haar mond stak. Op zoek naar een jeugdherinnering? Kwam ze uit een land waar het nooit sneeuwde? Hoe dan ook, het smaakte naar meer; ze nam een tweede hapje, met dezelfde aandacht, als een kok die een snufje van een nieuw ingrediënt aan de saus heeft toegevoegd.
Ik wandelde terug naar huis en bij ons in de straat liep een meisje van een jaar of acht. Brilletje, erg veel wollen muts en sjaal voor -2 graden. Ik dacht eerst dat ze een dikke witte kat onder haar linkerarm meetorste, maar het bleek een sneeuwbal. En het was een soloproject waar je volledig in opging. Bij iedere heg of elk muurtje waar ongerepte sneeuw lag hield ze stil en plamuurde een nieuw laagje op de bal. Het betekende vast heel veel voor haar.
Bestaan er mensen zonder unieke sneeuwherinneringen? ‘s Avonds liep ik met een warme pizzadoos in mijn handen door het lege dorp. Het sneeuwde weer – geen Beierse toestanden maar het bleef liggen. Bij het Praothuus hoorde ik gegil en gelach, daar werd iemand ingepeperd. En ik moest denken aan die sneeuwvrouw langs de Schotersingel die het mij waarschijnlijk nog niet heeft vergeven dat ik haar betrapte toen ze zich weer acht jaar waande.
Als het aan mij ligt doen we deze winter nog twee keer een weekje een dik pak. Ik zou zeggen 15 centimeter, maar daar valt over te onderhandelen.